|
English language
Op deze Pagina een paar 'milestones'(hoekstenen) uit de Amerikaanse geschiedenis van de kerstman,
Die bepalend zijn geweest voor zijn uiterlijk, zijn vervoer, zijn bezoeken en vele van de huidige tradities.
Waaronder het welhaast meest bekende Kerst gedicht over de Kerstman.
('tWas the Night before Christmas) en het welhaast meest bekende krantenartikel (Yes Virginina, ) over de kerstman.
Beiden komen uit Amerika, en zijn dus in het Engels, maar gelukkig vonden we van beiden ook een uitstekende vertaling door J.W. Koning, in zijn Sinterklaas en Kerstman Archief.
Tussen beide in het bekende duitse Poem (Von draußen vom Walde komm' ich her), ook daar de vertalingen van J.W. Koning erbij.
Maar we beginnen met het kerstgedicht waarin Santa Claus voor het eerst een rendieren slee had, en helemaal aan het einde komt het gedicht waarin staat dat hij met zijn rendieren bij de noordpool woont, en dat hij het speelgoed allemaal zelf maakt en dat hij het hele jaar bij houdt wie goed is en wie stout.
A New Year's Present, 'The Night Before Christmas, Von draußen vom Walde komm' ich her, Yes Virginia, there is a Santa Claus, Santa Claus And His Works
A New Year's Present, 1821
Het origineel
A New Year's Present
To The Little Ones From Five To Twelve. Part III
Author unknown
Old Santeclaus with much delight
His reindeer drives this frosty night.
O'er chimneytops, and tracks of snow,
To bring his yearly gifts to you.
The steady friend of virtuous youth,
The friend of duty, and of truth,
Each, Christmas eve he joys to come
Where love and peace have made their home.
Through many houses I have been,
And various beds and stockings seen,
Some, white as snow, and neatly mended,
Others, that seem'd for pigs intended.
Where e'er I found good girls or boys,
That hated quarrels, strife and noise,
I left an apple, or a tart,
Or wooded gun, or painted cart.
To some I gave a pretty doll,
To some a peg-top, or a ball,
No crackers, cannons, squibs, or rockets,
To blow their eyes up, or their pockets.
No drums to stun their Mother's ear,
Nor swords to make their sisters fear;
But pretty books to store their mind
With knowledge of each various kind.
But where I found the children naughty,
Manners rude, in temper haughty,
Thankless to parents, liars, swearers,
Boxers, or cheats, or base take-bearers.
I left a long black, birchen rod,
Such as the dread command of God,
Directs a Parent's hand to use,
When virtue's path his sons refuse.
| Vertaling: J.W. Koning
Een Nieuwjaars Cadeau
Voor De Kleintjes Van Vijf Tot Twaalf. Deel III
Schrijver onbekend
De Oude Santeclaus stuurt met veel plezier,
zijn rendieren door deze vorstnacht,
over schoorsteentoppen, en over sneeuwsporen,
om jullie zijn jaarlijkse geschenken te brengen.
De trouwe vriend vol wonderbarelijke jeugdigheid,
deze vriend van plicht en van waarheid,
Elke Kerstavond komt hij graag,
daar waar liefde en vrede in huis heersen.
In vele huizen ben ik geweest,
en veel bedden en sokken heb ik gezien,
Sommige wit als sneeuw en goed verzorgd,
Anderen die voor varkens bedoeld leken.
Wanneer ik brave meisjes en jongen vond,
die een hekel hadden aan ruzie, jalouzie en lawaai,
Dan liet ik een appel of een taart ,
of een houten geweer of een gekleurde kaart achter.
Aan sommigen gaf ik een mooie pop,
aan sommigen een peg-top of een ball,
Geen vuurwerk, kanonnen, squibs of raketten,
die hun ogen konden ontploffen of in hun zakken.
Geen trommel die die hun moeder’s oren verdoven,
geen zwaarden die hun zusje bang maken,
maar mooie boeken om hun hoofden te vullen,
met allerlei verschillende wetenswaardigheden.
Maar waar ik stoute kinderen vond,
ruwe manieren, opstandige karakters,
ondankbaar tegenover de ouders, leugenaars, vloekers,
vechters, bedriegers, of met achterbaks gedrag.
Daar liet ik een lange zwarte berkenstok achter,
Zodat de vreze des Heeren,
de hand van een van de ouders kan gebruiken,
wanneer hun zonen niet het pad der deugd willen gaan.
|
Naar het Begin van de pagina
'tWas The Night Before Christmas, 1822
Het origineel
'tWas The Night Before Christmas
(or, A Visit From St. Nicholas)
by Major Henry Livingston Jr (1748-1828)
(Long time been presumed to be made by Clement Clarke Moore.)
'Twas the night before Christmas, when all through the house
not a creature was stirring, not even a mouse.
The stockings were hung by the chimney with care,
In hopes that ST. NICHOLAS soon would be there.
The children were nestled all snug in their beds,
While visions of sugar-plums danced in their heads.
And mamma in her 'kerchief, and I in my cap,
Had just settled down for a long winter's nap.
When out on the lawn there arose such a clatter,
I sprang from the bed to see what was the matter.
Away to the window I flew like a flash,
Tore open the shutters and threw up the sash.
The moon on the breast of the new-fallen snow
Gave the lustre of mid-day to objects below.
When, what to my wondering eyes should appear,
But a miniature sleigh, and eight tiny reindeer.
With a little old driver, so lively and quick,
I knew in a moment it must be St. Nick.
More rapid than eagles his coursers they came,
And he whistled, and shouted, and called them by name.
"Now, DASHER! now, DANCER! now, PRANCER and VIXEN!
On, COMET! on CUPID! on, DONDER and BLITZEN!
To the top of the porch! to the top of the wall!
Now dash away! dash away! dash away all!"
As dry leaves that before the wild hurricane fly,
When they meet with an obstacle, mount to the sky,
So up to the house-top the coursers they flew,
With the sleigh full of toys, and St. Nicholas too.
And then, in a twinkling, I heard on the roof
The prancing and pawing of each little hoof.
As I drew in my hand, and was turning around,
Down the chimney St. Nicholas came with a bound.
He was dressed all in fur, from his head to his foot,
And his clothes were all tarnished with ashes and soot.
A bundle of toys he had flung on his back,
And he looked like a peddler just opening his pack.
His eyes -- how they twinkled! his dimples how merry!
His cheeks were like roses, his nose like a cherry!
His droll little mouth was drawn up like a bow,
And the beard of his chin was as white as the snow.
The stump of a pipe he held tight in his teeth,
And the smoke it encircled his head like a wreath.
He had a broad face and a little round belly,
That shook, when he laughed like a bowlful of jelly.
He was chubby and plump, a right jolly old elf,
And I laughed when I saw him, in spite of myself.
A wink of his eye and a twist of his head,
Soon gave me to know I had nothing to dread.
He spoke not a word, but went straight to his work,
And filled all the stockings; then turned with a jerk,
And laying his finger aside of his nose,
And giving a nod, up the chimney he rose.
He sprang to his sleigh, to his team gave a whistle,
And away they all flew like the down of a thistle
But I heard him exclaim, ere he drove out of sight,
"HAPPY CHRISTMAS TO ALL, AND TO ALL A GOOD-NIGHT."
| De Google vertaling met kleine verbeteringen door J.W. Koning
Het Was De Avond Voor Kerstmis
(of Het verslag van een bezoek van Sint Nicolaas) (1822)
door Major Henry Livingston Jr (1748-1828)
(Voorheen werd aangenomen dat het door Clement Clarke Moore gemaakt was.)
Het was de avond voor Kerstmis, toen in het hele huis
Geen schepsel zich roerde, niet eens een muis;
De kousen werden opgehangen bij de schoorsteen met zorg,
In de hoop dat Sint Nicolaas er al snel zou zijn;
De kinderen waren allen knus ingestopt in hun bedden,
Terwijl de visioenen van suiker-pruimen dansten in hun hoofd;
En mamma in haar 'hoofddoek, en ik in mijn pet,
waren net naar bed gegaan voor een lange winternacht,
Toen er buiten op het gazon er zo'n gekletter ontstond,
Ik sprong van het bed om te zien wat aan de hand was.
Recht naar het raam vloog ik als een flits,
Trok open de luiken en gooide de gordijen opzij.
De maan op de korst van de vers gevallen sneeuw,
Gaf de glans van de middag om voorwerpen benee.
Toen er, tot mijn verbazing in mijn ogen verscheen,
Maar een miniatuur slee, en acht kleine rendieren,
Met een kleine oude driver, zo levendig en snel,
Ik wist op dat moment, dit moet St. Nick zijn.
Sneller dan arenden kwamen zijn renners,
En hij floot, en juichte, en noemde hen bij naam;
"Nu, Dasher! Nu, Danser! Nu, Prancer en VIXEN!
Op, COMET! op CUPID! op, Donder en Blitzen!
Naar de top van de veranda! naar de top van de muur!
Nu weg stuiven! Weg stuiven! Weg stuiven, allemaal! "
Als droge bladeren die voor de wilde orkaan vliegen,
Tot ze een ontmoeting hebben met een obstakel, gemonteerd aan de hemel,
Dus tot aan het dak vlogen de renners,
Met de slee vol met speelgoed, en met St. Nicolaas ook.
Vanaf hier de Google-vertaling zonder de eenvoudige eerste verbeteringen van J.W Koning
om even een indruk te geven wat er in die Google-vertaling zoal verbeterd zou moeten worden.
En hoe dicht J.W. Koning bij het origineel gebleven is in de volgende Poëtische vertaling
En dan, in een oogwenk, hoorde ik op het dak
De steigerende en handtastelijkheden van elke kleine hoef.
Zoals ik trok in mijn hand, en draaide rond,
Door de schoorsteen St. Nicolaas kwam met een gebonden.
Hij was gekleed in bont, van zijn hoofd tot zijn voeten,
En zijn kleren werden allen bezoedeld met as en roet;
Een bundel van speelgoed had hij gooide op zijn rug,
En hij zag eruit als een marskramer alleen het openen van zijn roedel.
Zijn ogen - hoe ze schitterden! zijn kuiltjes hoe vrolijk!
Zijn wangen waren als rozen, zijn neus als een kers!
Zijn grappige mondje is opgesteld als een boog,
En de baard van zijn kin was zo wit als de sneeuw;
De stronk van een pijp die hij hield zich stevig vast in zijn tanden,
En de rook het omringd zijn hoofd als een krans;
Hij had een breed gezicht en een kleine ronde buik,
Dat schudde, toen hij lachte als een bowlful van gelei.
Hij was mollig en mollig, een recht vrolijke oude elf,
En ik lachte toen ik hem zag, in weerwil van mijzelf;
Een knipoog van zijn oog en een draai van zijn hoofd,
Al snel kreeg ik te weten dat ik had niets te vrezen;
Hij sprak geen woord, maar ging rechtstreeks naar zijn werk,
En vulde het gehele kousen, draaide zich toen met een ruk,
En tot zijn vinger opzij van zijn neus,
En het geven van een knipoog, door de schoorsteen stond hij op;
Hij sprong op zijn slee, om zijn team gaf een fluitje,
En weg vlogen ze allemaal als het naar beneden van een distel
Maar ik hoorde hem roepen, voordat hij uit het zicht reed,
"HAPPY CHRISTMAS VOOR IEDEREEN, EN ALLE GOEDE-NACHT!"
|
En dan hier een eerste poëtische vertaling van J.W. Koning zoals is ondergebracht in zijn Sinterklaas en Kerstman Archief.
Het was de Night Before Christmas
(of het verslag van een bezoek van Sint Nicolaas)
door Major Henry Livingston Jr (1748-1828)
(Voorheen werd aangenomen dat het door Clement Clarke Moore gemaakt was.)
Het was de avond voor Kerstmis, toen in het hele huis
Geen schepsel zich roerde, zelfs niet een muis.
De kousen waren zorgvuldig bij de schoorsteen gehangen,
“Laat Sint Nicolaas snel komen”, dat was het verlangen.
De kinderen lagen allen ingestopt in hun bedden, zo knus en zo fijn
Terwijl de visioenen van suiker-beesten dansten door hun brein.
En mamma in haar 'nachtpon’, en ik in mijn pyama zo zacht,
Waren net naar bed, voorbereid voor een lange winternacht.
|
 |
Toen er buiten op het gazon er zo'n gekletter begon,
Dat ik van het bed sprong om te zien wat dat zijn kon.
Recht naar het raam kwam ik als een flits gelopen,
Rukte de gordijnen opzij en smeet het venster open.
De maan weerkaatste op de oppervlakte van vers gevallen sneeuw,
het licht van een middag op de voorwerpen hier beneê.
Tot mijn verbazing verscheen, vanuit mijn ooghoek naar voor’n,
een piepkleine slee, met acht kleine rendieren er voor.
|  |
Met een kleine oude koetsier, zo levendig en gezond,
Dat moest St. Nick zijn, dat wist ik terstond.
Nóg sneller als adelaars gingen zijn renners bekwaam,
En hij floot, en hij riep, en noemde hen bij naam;
"Nu, DASHER! Nu, DANSER! Nu, PRANCER en VIXEN!
Hup, COMET! hup CUPID! hup, DONNER en BlITZEN!
Naar de top van de veranda! Naar de top van de muur!
Nu vaart maken! Vaart maken! Vaart maken, allemaal! "
Als droge bladeren gejaag door een wilde orkaan,
Tot ze kleven aan obstakels, die tegen de hemel staan.
Zo vlogen de renners naar de nok van ons dak,
Met de slee vol met speelgoed, en met St. Nicolaas naast een zak.
|  ©Denise Van Patten 2000
All Rights Reserved. |
En dan, na een kort ogenblik, hoorde ik daarboven,
Het trippelen en krabbelen van hun kleine hoeven.
Ik kneep in mijn arm, en draaide me net rond,
Toen, door de schoorsteen gekomen, St. Nicolaas daar stond.
Hij was gekleed in bont, van zijn hoofd tot zijn voet,
En zijn kleren waren helemaal bezoedeld met as en met roet;
De bundel van speelgoed, schuin over zijn schouder, was bijna geplet,
Hij leek wel een marskramer toen alles op zijn plaatsje was neergezet.
Zijn ogen - hoe ze straalden! Zijn kuiltjes, hoe guitig en groot!
Zijn wangen als rozen, zijn neus als een aardbei zo rood!
Zijn grappige mondje wat krom door een geeuw,
En de baard om zijn kin was zo wit als de sneeuw;
|  |
De steel van zijn pijp stevig tussen zijn tanden stond,
En de rook omringde zijn hoofd als een krans zo rond;
Hij had een vriendelijk gezicht en een klein rond buikje erbij,
Die schudde en trilde, toen hij lachte, als een pudding van gelei.
Hij was mollig en gedrongen, een echte vrolijke oude elf,
En ik lachte toen ik hem zag, in weerwil van mijzelf;
Een knipoog, een knik en een “Ssst!” van zijn stem,
lieten mij weten, dat ik niets had te vrezen van hem;
Hij sprak geen woord, maar ging direct zijn werk aan het doen,
Hij vulde alle kousen, draaide zich met een ruk om en toen..,
Een tik met zijn vinger opzij van zijn neus, net onder zijn oog,
En nog een laatste knikje, toen steeg hij door de schoorsteen omhoog;
Hij sprong in zijn slee, riep zijn team met een fluitje,
En weg vlogen ze al, zonder ook maar één geluidje.
Maar ik hoorde hem nog roepen, voordat hij verdween in de nacht,
"GELUKKIG KERSTFEEST VOOR IEDEREEN, EN VOOR ALLEN SLAAP-ZACHT!"
|

 |
|
Naar het Begin van de pagina
Von draußen vom Walde komm' ich her 18??
Het origineel
Von draußen vom Walde komm' ich her Der Weihnachten Sprüch von Knecht Ruprecht
durch: Hans Theodor Woldsen Storm (14 September 1817 – 4 July 1888)
Von draußen vom Walde komm' ich her;
Ich muss euch sagen, es weihnachtet sehr!
Allüberall auf den Tannenspitzen
Sah ich goldene Lichtlein sitzen;
Und droben aus dem Himmelstor
Sah mit großen Augen das Christkind hervor,
Und wie ich so strolcht' durch den finstern Tann,
Da rief's mich mit heller Stimme an:
"Knecht Ruprecht", rief es, "alter Gesell,
Hebe die Beine und spute dich schnell!
Die Kerzen fangen zu brennen an,
Das Himmelstor ist aufgetan,
Alt' und Junge sollen nun
Von der Jagd des Lebens ruhn;
Und morgen flieg' ich hinab zur Erden,
Denn es soll wieder Weihnachten werden!"
Ich sprach: "O lieber Herr Christ,
Meine Reise fast zu Ende ist;
Ich soll nur noch in diese Stadt,
Wo's eitel gute Kinder hat." -
"Hast denn das Säcklein auch bei dir?"
Ich sprach: "Das Säcklein, das ist hier;
Denn Äpfel, Nuss und Mandelkern
Essen fromme Kinder gern."
"Hast denn die Rute auch bei dir?"
Ich sprach: "Die Rute, die ist hier;
Doch für die Kinder nur, die schlechten,
Die trifft sie auf den Teil, den rechten."
Christkindlein sprach: "So ist es recht;
So geh mit Gott, mein treuer Knecht!"
Von drauß vom Walde komm' ich her;
Ich muß euch sagen, es weihnachtet sehr!
Nun sprecht, wie ich's hierinnen find'!
Sind's gute Kind, sind's böse Kind? |
Vertaling (zonder rijm): J.W. Koning
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan de Kerstspreuk van Knecht Ruprecht
door: Hans Theodor Woldsen Storm (14 September 1817 – 4 July 1888)
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan;
Ik moet jullie zeggen, het 'weihnachtet' erg!
Overal op de dennentak einden
Zag ik gouden Lichtjes zitten;
En boven vanuit de Hemelpoort
Keek met grote ogen het Kerstkind naar buiten,
En terwijl ik daar zo struunde in't donkere dennenbos,
Riep het mij met heldere stem aan:
"Knecht Ruprecht", riep het, "oude kameraad,
Til op je benen en haast je schel!
De kaarzen vangen al met branden aan,
De Hemelpoort is open gedaan,
Oud' en jong mogen nu
Van het jachtige van't leven rusten;
En morgen vlieg ik naar onder naar de aarde,
Want het gaat weer Kerstmis worden!"
Ik sprak: "O lieve Heer Christus,
Mijn reis is bijna aan zijn einde;
Ik moet enkel nog naar deze stad,
Waar alleen maar goede kinderen zijn." -
"Heb je dan het zakje ook bij je?"
Ik sprak: "Het zakje, dat is hier;
De appel, noot en ammandelspijs
Eten vrome Kinderen graag."
"Heb je dan de Roe ook bij je?"
Ik sprak: "De Roe, de is hier;
Maar enkel voor de slechte kinderen,
De raakt ze op hun achterste."
Het Kerstkindje sprak: "Zo is het goed;
Ga dus met God, mijn trouwe knecht!"
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan;
Ik moet jullie zeggen, het 'weihnachtet' erg!
Nu zeg mij, hoe ik het hierbinnen antref!
Zijn dat goede kinder, zijn dat stoute kinder? |
En dan zoals deze spreuk tegenwoordig door de Weihnachtsmann gebracht wordt.
Het origineel
Von draußen vom Walde komm' ich her
Von draußen vom Walde komm' ich her;
Ich muss euch sagen, es weihnachtet sehr!
Allüberall auf den Tannenspitzen
Sah ich goldene Lichtlein sitzen;
Und droben aus dem Himmelstor
Sah mit großen Augen das Christkind hervor,
Nun sprecht, wie ich's hierinnen find'!
Sind's gute Kind, sind's böse Kind?
Von draußen vom Walde komm' ich her
Von draußen vom Walde komm' ich her;
Ich muss euch sagen, es weihnachtet sehr!
Allüberall auf den Tannenspitzen
Sah ich goldene Lichtlein sitzen;
Und droben aus dem Himmelstor
Sah mit großen Augen das Christkind hervor,
Nun sprecht, wie ich's hierinnen find'!
Sind's gute Kind, sind's böse Kind?
|
Vertaling (zonder rijm): J.W. Koning
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan;
Ik moet jullie zeggen, het 'weihnachtet' erg!
Overal op de dennentak einden
Zag ik gouden Lichtjes zitten;
En boven vanuit de Hemelpoort
Keek met grote ogen het Kerstkind naar buiten,
Nu zeg mij, hoe ik het hierbinnen antref!
Zijn dat goede kinder, zijn dat stoute kinder?
Aangepast vertaling op rijm: J.W. Koning
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan
Van buiten uit de Wouden daar kom ik vandaan;
Ik moet jullie zeggen, de sfeer van kerst komt er al aan!
Overal op de takken van de dennenbomen,
Zag ik kleine gouden Lichtjes komen;
En boven bij de Hemelpoort keek door de ruiten,
Met grote ogen het Kerstkind naar buiten.
Nu zeg mij, wie ik hierbinnen ga vinden!
Zijn dat goede of zijn dat stoute kind'ren?
|
Naar het Begin van de pagina
Yes Virginia, there is a Santa Claus. 1897
Uit bewondering voor het werk van het NEWSEUM, gebruik ik hieronder een layout gebasserd op de Layout die zij bij deze pagina gebruiken.
Kijk HIER voor de originele Pagina van het NEWSEUM.
In Admiration of the work from the NEWSEUM, I did use a copy (sligthly altered) of the Layout they used by this page.
Click HERe to see the original Page from the NEWSEUM.
|
|
 |
 |
|
|
|
|
|
Eight-year-old
Virginia O'Hanlon wrote a letter to the editor
of New York's Sun, and the quick response
was printed as an unsigned editorial Sept. 21,
1897. The work of veteran newsman Francis Pharcellus
Church has since become history's most reprinted
newspaper editorial, appearing in part or whole
in dozens of languages in books, movies, and other
editorials, and on posters and stamps. |
 |
 |
 |
"DEAR
EDITOR: I am 8 years old.
"Some of my little friends say there is no
Santa Claus.
"Papa says, 'If you see it in THE SUN it's
so.'
"Please tell me the truth; is there a Santa
Claus?
"VIRGINIA
O'HANLON.
"115 WEST NINETY-FIFTH STREET."
VIRGINIA,
your little friends are wrong. They have been
affected by the skepticism of a skeptical age.
They do not believe except they see. They
think that nothing can be which is not comprehensible
by their little minds. All minds, Virginia, whether
they be men's or children's, are little. In this
great universe of ours man is a mere insect, an
ant, in his intellect, as compared with the boundless
world about him, as measured by the intelligence
capable of grasping the whole of truth and knowledge.
Yes,
VIRGINIA, there is a Santa Claus. He exists as certainly
as love and generosity and devotion exist, and
you know that they abound and give to your life
its highest beauty and joy. Alas! how dreary would
be the world if there were no Santa Claus. It
would be as dreary as if there were no VIRGINIAS.
There would be no childlike faith then, no poetry,
no romance to make tolerable this existence. We
should have no enjoyment, except in sense and
sight. The eternal light with which childhood fills
the world would be extinguished.
Not
believe in Santa Claus! You might as well not
believe in fairies! You might get your papa to
hire men to watch in all the chimneys on Christmas
Eve to catch Santa Claus, but even if they did
not see Santa Claus coming down, what would that
prove? Nobody sees Santa Claus, but that is no
sign that there is no Santa Claus. The most real
things in the world are those that neither children
nor men can see. Did you ever see fairies dancing
on the lawn? Of course not, but that's no proof
that they are not there. Nobody can conceive or
imagine all the wonders there are unseen and unseeable
in the world.
You
may tear apart the baby's rattle and see what makes
the noise inside, but there is a veil covering
the unseen world which not the strongest man,
nor even the united strength of all the strongest
men that ever lived, could tear apart. Only faith,
fancy, poetry, love, romance, can push aside that
curtain and view and picture the supernal beauty
and glory beyond. Is it all real? Ah, VIRGINIA,
in all this world there is nothing else real and
abiding.
No Santa Claus! Thank God! he lives,
and he lives forever. A thousand years from now, Virginia,
nay, ten times ten thousand years from now, he
will continue to make glad the heart of childhood.
|
|
|
|
 |
|
|
|
 |
Hieronder de Vertaling door J.W. Koning.
|
|
 |
 |
|
|
|
|
|
De acht-jarige Virginia O'Hanlon
schreef een brief aan de redacteur van The Sun New York,
en de snelle reactie werd op 21 september 1897 gedrukt als een niet ondertekend artikel.
Het werk van de ervaren verslaggever Francis Pharcellus Church is sindsdien
uitgegroeid tot het meest herdrukte krantartikel uit de geschiedenis, het
verscheen geheel of gedeeltelijk in tientallen talen in boeken, films en andere
artikelen, en op posters en postzegels |
 |
 |
 |
"Geachte Redactie: Ik ben 8 jaar oud.
"Sommige van mijn vriendjes zeggen dat de Kerstman niet bestaat.
"Papa zegt: 'Als je het in THE SUN ziet staan, dan is het waar.'
"Vertel me alstublieft de waarheid, bestaat er een Santa Claus?
"VIRGINIA
O'HANLON.
"115 WEST NINETY-FIFTH STREET."
VIRGINIA,
je kleine vrienden hebben het mis. Ze zijn beïnvloed door het
scepticisme van een sceptische leeftijd. Ze geloven niets,
behalve dat wat ze zien. Ze denken dat er niets kan zijn wat
niet begrepen kan worden door hun kleine breinen. Alle breinen,
Virginia, of het nu die van mannen zijn of die van kinderen,
zijn kleine breinen. In dit grote universum van ons, is de mens
slechts een insect, een mier, in zijn intellect, in vergelijking
met de grenzeloze wereld om hem heen, gemeten door een intelligentie
die het geheel van waarheid en kennis begrijpen kan.
Ja, VIRGINIA,
is er een Santa Claus. Hij bestaat net zo zeker als liefde en vrijgevigheid
en toewijding bestaan, en je weet dat die bestaan en aan het leven zijn
hoogste schoonheid en vreugde geven. Helaas! hoe treurig zou de wereld zijn
als er geen Kerstman bestaat. Hij zou net zo somber zijn als er geen Virginia's
bestonden. Er zou geen kinderlijk geloof meer zij, geen poëzie, geen romantiek
om ons bestaan draaglijk te maken. We zouden geen plezier meer hebben, behalve
in logica en wat te zien is. Het eeuwige licht waarmee jeugd de wereld vult
zou worden gedoofd.
Niet geloven in de kerstman! Je kan net zo goed niet
geloven in elfjes! Je zou je papa misschien zo ver kunnen
krijgen dat hij mannen huurt om op Kerstavond alle schoorstenen
te bewaken om de Kerstman te vangen, maar zelfs als ze de
Kerstman niet naar beneden zouden zien komen, wat zou dat dan bewijzen?
Niemand ziet de Kerstman, maar dat betekend nog niet dat er geen kerstman.
De meest reële dingen in de wereld zijn die, die zowel kinderen als mensen
niet kunnen zien. Heb je ooit feeën dansen op het gazon? Natuurlijk niet,
maar dat is geen bewijs dat ze er niet zijn. Niemand kan alle ongeziene en
onzichtbare wonderen in de wereld bedenken of zich die voorstellen.
Je kan de rammelaar van een baby openbreken en kijken
wat het geluid daarin maakt, maar er is een sluier over
de onzichtbare wereld die de sterkste man, en zelfs de
verenigde kracht van al de sterkste mannen die ooit
geleefd heeft, niet uit elkaar kan scheuren. Alleen
geloof, fantasie, poëzie, liefde, romantiek, kunnen die
gordijn opzij te schuiven en het beeld van de hemelse
schoonheid en heerlijkheid daarbuiten zien en bewonderen.
Is het allemaal echt? Ah, Virginia, in deze hele wereld
is er niets anders echt en blijvend.
Geen kerstman! God zij dank! Hij leeft, en hij leeft voor
altijd. Een duizend jaar van nu, Virginia, ja, tien keer
tienduizend jaar vanaf nu, zal hij door gaan met het hart
van de jeugd blij te maken.
|
|
|
|
 |
|
|
|
 |
Naar het Begin van de pagina
Santa Claus And His Works, 1929
Het origineel
Santa Claus And His Works
1929 By George P Webster
This nice little story for Girls and for Boys
Is all about Santa Claus, Christmas and toys.
So gather around me, but speak not a word
For I mean what I say, by you all will be heard.
In a nice little city called Santa Claus-ville,
With its houses and church at the foot of the hill
Lives jolly old Santa Claus; day after day
He works and he whistles the moments away.
You must know, he is honest, and toils for his bread,
And is fat and good-natured with nothing to dread.
His eyes are not read, but they twinkle and shine,
For he never was known to drink brandy or wine;
But day after day at his bench he is found,
For he works for good children hard, all the year round.
Though busy all day he is happy, and sings
While planning and making the funniest things,
Such as wagons and horses, and dishes and ladles,
And soldiers and monkeys, and little dolls cradles.
And garters and socks, and the tiniest shoes,
And lots of nice things such as doll babies use.
(See, the top of his head is all shining and bare –
‘Tis the good men, dear children, who lose all their hair.)
With many things more, for I can not tell half –
But just look at his picture, I’m sure you will laugh,
With trumpets and drummers, farms, sheep, pigs and cattle,
And he makes the pop-guns and the baby’s tin rattle;
Then he takes the new dolls that have long curly hair,
And, setting the table, seats each in a chair,
And he makes them pretend they are taking their tea –
He’s the jolliest fellow you ever did see,
And can make a queer codger jump out of a box,
Or will make with his knife and new parrot or fox,
Or sit with his spectacles over his nose
And work all day long making little dolls clothes,
Such as dresses and sashes, and hats for the head,
And night-gowns to wear when they jump into bed;
With his dog standing near him, and spy-glass in hand,
He looks for good children all over the land.
His home through the long summer months, you must know,
Is near the North Pole, in the ice and the snow.
And when he sees children at work or at play
The old fellow listens to hear what they say;
And if they are gentle, loving and kind,
He finds where they live, and he makes up his mind
That when Christmas shall come in cold frosty December
To give them a call, he will surely remember;
And he’s sure to have with him a bundle of toys
For the nice little girls and the good little boys.
Oh, if you could see him start out with his team
You would doubt your own eyes, and would think it a dream –
Wrapped up in a bear-skin to keep out the cold,
And his sleigh covered over with jewels and gold,
While his deer from the mountains, all harnessed with care,
Like race-horses prance through the cold winter air.
‘Tis fun just to watch them and hear the bells tinkle,
E’en the stars seem to laugh and they look down and twinkle.
And the hungry raccoon and the fox lean and shy
Give a wink as they hear him go galloping by;
For they know by his looks and the crack of his whip,
And his sleigh-load of toys, he is out for a trip.
Then the fox steals the farmer’s old goose for his dinner,
Which you know is not right – but the fox is a sinner,
And his morals are bad and his habits are loose,
For he’s never so gay as when stealing a goose.
Ah! Here is a picture. Oh, children, just look
At the names of the good little girls in his book,
And a long list of names of the good little boys,
Who never disturb Pa and Ma with their noise.
There is Tommy, who tended the baby with care,
He gets some beautiful books for his share;
And Eliza, just think how bright her eyes will twinkle
When she looks in her stockings and finds Rip Van Winkle.
And Georgie, you know, is the five-year-old dandy –
Wont he strut with his pockets all filled up with candy?
There the old fellow stands with a queer knowing look,
Till he has in his mind every name in the book;
And he would be kind to them all if he could,
But he gives his presents to none but the good.
An army he gives to the boy who is neat,
And never cries when he wants something to eat.
And a farm to the boy who goes smiling to school,
Who keeps out of the mud and obeys every rule;
And all the good girls will get presents, we know,
And the boys who behave will have something to show.
When Christmas Eve comes, into bed you must creep,
And late in the night, when you all are asleep
He is certain to come, so your stockings prepare,
And hang them all close to the chimney with care,
And when in the morning you open your eyes
You will meet, I am sure, a most pleasant surprise;
And you’ll laugh and you’ll giggle and call to Mamma,
And keep up the noise till you waken Papa –
And of this for one morning will be very nice,
But the rest of the year be as quiet as mice.
How funny he looks as he stands on the round
And gathers the toys that hang far from the ground.
He is large round the waist, but what care we for that –
‘Tis the good-natured people who always get far.
The grumbling wolf who lies hidden all day,
And the fox that at midnight goes out for his prey,
And the serpent that hides in the foliage green,
And all of them ugly, ill-tempered and lean;
But Santa Claus comes in his queer looking hat,
And we know he’s good-humored because he is fat.
So when you grow up I would not have you slim,
But large round the waist, and good natured like him.
Just think, if the ladder should happen to break
And he should fall down, what a crash it would make;
And that is not all, for besides all the noise,
It would frighten the dolls and would damage the toys.
I told you his home was up north by the Pole:
In a palace of ice lives this happy old soul,
And the walls are as bright as diamonds that shone
In the cave, when Aladdin went in all alone
To look for the lamp we have often been told
Turned iron and lead into silver and gold.
His bedstead is made of ivory white,
And he sleeps on a mattress of down every night;
For all the day long hew is working his best,
And surely at night the old fellow should rest.
He uses no gas, for the glimmerying light
Of the far polar regions shines all through the night.
Should he need for his breakfast a fish or some veal,
The sea-calves are his, and the whale and the seal.
Where he lives there is always a cool pleasant air,
Last summer, oh! Didn’t we wish we were there?
He’s a funny old chap, and quite shy, it would seem,
For I never but once caught a glimpse of his team;
‘Twas a bright moonlight night, and it stood in full view,
And, so you see, I can describe it to you.
See! Christmas has come, and he toils like a Turk,
And now the old fellow is busy at work –
There are presents for Julia and Bettie and Jack,
And a bundle still left on the old fellow’s back,
And if Stevie behaves well and don’t tear his clothes,
And quits teasing the cat, why he will, I suppose,
Find on Christmas a horse or a gun or a sled,
All ready for use when he gets out of bed.
But see he has worked quite enough for to-night,
He must fill all the stockings before it is light.
With his queer looking team through the air he will go,
And alight on the roof, now all white with the snow,
And into the chimney will dart in a trice,
When all are asleep but the cat and the mice;
Then will fill up the stockings with candy and toys,
And all without making the least bit of noise.
When the labors of Christmas are over he goes
Straight home, and takes a full week of repose;
And then when the holyday frolics are o’er,
He goes to his shop and his labors once more,
And all the long year with his paints and his glue,
He is making new toy, little children, for you.
So now I must leave you – but stand in a row –
Come Julia, and Bettie, and Louie, and Joe,
And Gracie, and Fannie, what are you about –
Get ready, I say, for a jolly good shout.
Now, three cheers for Christmas! Give them, boys, with a will!
Three more for the hero of Santa-Clausville;
When know he is old, and bald headed and fat,
But the cleverest chap in the world for all that,
And jollier codger no man ever saw –
But good-bye, merry Christmas, Hip, Hip, Hip Hurrah!
| Vertaling: J.W. Koning
Santa Claus en zijn werk
1929 door George P Webster
Dit leuke en korte verhaal voor meisjes en jongens,
Gaat helemaal over Santa Claus, Kerstfeest en speelgoed.
Dus kom allemaal bij mij zitten, maar spreek geen woord,
Want ik wil dat wat ik zeg, door jullie allen wordt gehoord.
In een leuk klein plaatsje, genaamd Santa Claus-ville,
Met zijn huizen en z'n kerk aan de voet van de heuvel,
Woont de vrolijke oude Santa Claus, dag in en dag uit,
En de tijd verstrijkt, terwijl hij werkt en fluit.
Je moet weten, hij is oprecht en werk hard voor zijn brood,
Hij is gezet, heeft een goed karakter en is bang voor niets,
Zijn ogen staan niet dof, maar stralen en twink'len,
Want men zag hem nimmer brandy of wijn drinken.
En dag na dag kan je hem bij zijn werkbank vinden,
Want hij werkt hard voor goede kinderen, het hele jaar door.
Hoewel hij 't de hele dag druk heeft, is hij tevreden en zingt,
Terwijl hij de grappigste dingen maakt en verzint.
Dingen als paardjes en wagens, borden en lepels.
En soldaatjes en aapjes en wiegjes voor kleine popjes
En kousebandjes en sokjes, en kleine poppenschoentjes,
En meer leuke dingetjes die poppenbaby's gebruiken.
(Zie, de bovenkant van zijn hoofd is glanzend en kaal,
'tZijn de goeien, lieve kinderen, die hun al haar verliezen).
Nog meer dingen zijn er, ik weet niet half hoeveel er is,
Kijk maar op zijn foto, je moet er om lachen, dat is gewis.
En trompetten, trommels, boerderijen, schapen, varkens, koeien,
Hij maakt proppeschieters en tinnen rammelaars voor baby's,
Dan neemt hij de nieuwe poppen, met lang krullend haar,
En zet ze aan tafel, elk op een stoel, mooi bij elkaar,
En laat ze de indruk wekken, dat ze hun thee drinken.
Hij is de grappigste vent die je ooit hebt gezien,
En hij kan een rare ouwe baas laten springen uit een doos,
Of maakt met zijn mes een nieuwe papegaai of een vos,
Of zit met zijn bril op het puntje van zijn neus,
En werkt de hele dag om kleine poppenkleertjes te maken,
Zoals jurken en ceinturen, en hoedjes voor hun hoofden,
En nachtjaponnen om te dragen wanneer ze naar bed gaan.
Met zijn hond naast hem staand, een verrekijker in de hand,
Kijkt hij uit naar brave kinderen, in het hele land.
Zijn Thuis gedurende de lange zomermaanden, moet je weten,
Is dichtbij de Noordpool, in het ijs en de sneeuw.
En wanneer hij kinderen ziet werken of spelen,
dan luistert de oude knaap naar wat ze zeggen,
En als ze beleefd zijn, en vriendelijk en aardig,
Dan vindt hij uit waar ze wonen, en maakt een plan,
Om wanneer het Kerst wordt in de kou en vorst van December,
Ze een bezoek te brengen, iets wat hij niet zal vergeten,
En hij weet zeker dat hij dan een hoop speelgoed mee neemt,
voor de leuke kleine meisjes en de brave kleine jongens.
Oh als je hem kon zien, vertrekken met zijn team,
Je zou je ogen niet geloven, en denken dat je droomde,
Ingepakt in een berevel tegen de kou,
En zijn slee helemaal bedekt met juwelen en goud.
Terwijl zijn rendieren uit de bergen, allen zorgvuldig in het tuig gezet,
Als racepaarden, trots gaan door de koude winterlucht,
'tIs leuk om naar ze te kijken, en de bellen te horen rinkelen,
Zelfs de sterren lijken te lachen, en ze kijken naar beneden en twinkelen,
En de hongerige wasbeert en de vos slank en schuw,
gaven een knipoog als ze hem voorbij horen galloperen,
want zij weten door zijn uiterlijk en de knal van zijn zweep,
En zijn sleevol met speelgoed, dat hij onderweg is op een reis.
Dan steelt de vos de boer zijn oude gans voor zijn diner,
En we weten dat dat niet mag - maar de vos is een zondaar,
zijn gewoonten zijn slecht, en zijn geweten heeft geen kans,
Want hij heeft nooit meer lol als bij 't stelen van een gans.
Ah! hier is een plaatje. Oh, kinderen, kijk eens,
Naar de namen van de aardige kleine meisjes in zijn boek,
En de lange lijst met namen van de brave kleine knapen,
die Vader en moeder nooit stoorden met hun lawaai.
Hier is Tommy, die zorgvuldig op de baby paste,
Hij krijgt een paar mooie boeken als beloning;
En Eliza, bedenk hoe helder haar ogen zullen twinkelen,
Als ze in haar sok kijkt en daar 'Rip Van Winkle' vindt.
En Georgie, weet je, is de vijf-jaar-oude dandy-
Zal hij niet paraderen met zijn zakken vol met snoep?
Daar staat de oude knaap met een nadenkend gezicht,
Totdat hij alle namen in het boek uit zijn hoofd kent.
En hij zou aardig zijn voor hen allemaal, als hij kon,
Maar hij geeft zijn cadeautjs alleen maar aan de braven.
Een leger geeft hij aan de jongen die netjes is,
En die nooit schreeuwt als hij iets te eten wil.
En een boederij aan de jongen die vrolijk naar school gaat,
Die uit de modder blijft, en zich aan de regels houdt,
En al de brave meisjes krijgen cadeautjes, dat weten we,
En de jongens die zich netjes gedragen zullen iets om te showen hebben.
Als het Kerstavond wordt, moet je in je bed kruipen,
En laat in de nacht, wanneer jullie allemaal slapen,
Dan zal hij zeker komen, dus maak je sokken klaar,
En hang ze voorzichtig dicht bij de haard.
En als je dan 'smorgens je ogen open doet,
Dan zie je, weet ik zeker, een alleraardigste verrassing,
En je zult lachen, en giebelen, en naar mama roepen,
En lawaai blijven maken tot je papa gewekt hebt.
En voor één keer, op de kerstmorgen, is dat wel erg leuk,
Maar de rest van het jaar wees weer zo stil zijn als muisjes.
Hoe grappig hij er uitziet als hij op een rond krukje staat,
En het speelgoed verzamelt dat hoog boven de grond hangt.
Hij is fors om zijn middel, maar dat kan ons niet schelen,
'tZijn de vriendelijke naturen die altijd het verst komen.
De grommende wolf die de hele dag verborgen ligt,
En de vos die om middernacht op zoek naar prooi gaat,
En de slang die huist in de groene lommer,
en allemaal lelijk, slecht gehumeurd en mager;
Maar als Santa komt met zijn raar lijkende hoed,
Dan weten we dat hij goed gehumeurd is, omdat hij gezet is.
Dus wanneer jullie opgroeien, hoef je van mij niet dun te zijn,
Maar fors om de middel en goed gehumeurd net als hij.
Bedenk, dat als het zou gebeuren dat de ladder brak,
En hij zou dan vallen, wat een smak dat zou geven.
En dat is nog niet alles, want naast al het lawaai,
Zou de poppen bang maken en het speelgoed beschadigen.
Ik vertelde je al, zijn huis is vlak bij de noorpool.
In een paleis van ijs leeft deze gelukkige ouze ziel,
En de muren zijn zo glanzend, als de diamanten die straalden,
In de grot, toen Alladin helemaal alleen naar binnen ging,
Om de lamp te zoeken, die, zoals ons zo vaak verteld werd,
ijzer en lood, veranderde in zilver en goud.
Zijn ledikant is gemaakt van sneeuwwit ivoor,
En hij slaapt elke nacht op een matras van dons,
Want de hele dag werkt hij zo goed als hij kan,
En daarom moet de oude man 'snachts beslist rusten.
Hij gebruikt geen gas, want het blinkende licht,
Van de verre poolregio's schijnt de hele nacht door.
Zou hij voor zijn eten een vis of kalfsvlees nodig zijn,
De zeekoeien zijn van hem, en de walvissen en de zeehonden.
Waar hij woont daar is altijd een prettige koele lucht,
Afgelopen zomer, Oh, wensten we toen niet ook daar te zijn.
Hij is een lollige oude knaap, en erg verlegen lijkt het wel,
want ik heb maar één keer een glimp van zijn team gezien;
'tWas helder maanlicht die nacht, en het stond vol in zicht,
En daarom kan ik, zoals je ziet, het voor jullie beschrijven.
Kijk! Kerstmis is gekomen, en hij zwoegt als een gek,
En nu is de oude knaap druk aan het werk,
Er zijn geschenken voot Julia, Bettie en Jack,
En nog een heleboel over op de ouwe knakker zijn rug,
En als Stevie zich gedraagt en zijn kleren niet scheurt,
En stopt de kat te plagen, nou dan zal hij, neem ik aan,
Met Kerstmis een paard of een geweer of een slee vinden,
Allemaal klaar voor gebruik zodra hij uit bed komt.
Maar kijk, hij heeft ruim voldoende gedaan voor vanacht,
Hij moet nu alle sokken vullen voordat het licht is.
Met zijn gek uitziend team zal hij door de lucht gaan,
En landen op het dak, nu nog helemaal wit van de sneeuw,
En dan in een handomdraai in de schoorsteen zal springen,
Terwijl iedereen slaapt, uitgezonderd de kat en de muizen.
Dan zal hij de sokken voldoen met snoep en speelgoed,
en dat zonder ook maar het minste geluid de maken.
Als het werk van Kerstmis er opzit gaat hij
Rechtstreeks naar huis en rust een volle week uit
En dan als de vrolijkheden van de feestdagen over zijn,
Gaat hij naar zijn werkplaats,en opnieuw aan het werk,
En het hele jaar door met zijn verf en zijn lijm,
maakt hij nieuw speelgoed, kleine kinderen, voor jullie.
Zo, nu moet ik gaan – Ga maar in een rij staan -
Kom Julia, an Bettie, and Louie, and Joe,
En Gracie and Fannie, wat zijn jullie aan het doen -
Sta klaar, let op, voor een verdraaid goede kreet.
Nu, drie hoera’s voor Kerstmis, kom op, jongens, met kracht,
Drie extra voor de held van Santa-Clausville:
Al is hij oud, en kaalkoppig en gezet,
Toch is hij de slimste man in de wereld vanwege zijn werk,
En een vrolijkere krasse knar heeft geen mens ooit gezien
Dus Tot ziens, Vrolijk Kerstfeest, Hiep, Hiep Hiep, Hoera!
|
Bronvermelding:
Het 'Sinterklaas en Kerstman Archief' van J.W. Koning
Newseum & Archives from The Sun
Saint Nicolas Center.org
Disclaimer:
Algemeen
De website Sint-en-Santa.eu is een particulier initiatief. Het doel van deze site is het bieden van informatie over de diverse aspecten die met Sinterklaas en de Kerstman te maken hebben.
Iedere gebruiker van de info op deze site stemt uitdrukkelijk in met de bepalingen van deze disclaimer.
Aansprakelijkheid
De informatie op deze site is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. De website is uitsluitend bedoeld ter informatie van ge-interesseerde leken. Ondanks de in acht genomen zorgvuldigheid kan de informatie op deze site soms niet volledig, niet actueel of voor meerdere uitleg vatbaar zijn of zelfs onjuistheden bevatten. We zijn niet aansprakelijkheid voor de juistheid, volledigheid of effectiviteit van de aangeboden informatie en producten, noch voor eventuele directe en/of indirecte schade, uit welke hoofde dan ook ontstaan, geleden als gevolg van het gebruik van informatie op deze site. Het gebruik van de informatie geschiedt volledig voor risico van de gebruiker.
Aansprakelijkheid links
Op deze site zijn diverse links naar andere websites opgenomen ter informatie van de bezoekers. We hebben geen enkele zeggenschap over deze andere sites en aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele schade, direct of indirect, die ontstaat door gebruik van de op deze sites aangeboden informatie, producten of diensten.
Naar het Begin van de pagina
|
|
|
|